Dik twee jaar geleden viel alles even stil. Er was wereldwijd een nieuw virus, waar je heel erg ziek van kon worden en waar ontzettend veel mensen door kwamen te overlijden. Angst regeerde. Angst voor het onbekende, angst om het ook te krijgen en vooral de beelden van doodzieke mensen op intensive cares versterkten dit gevoel.
Als je nu terugblikt op die periode, lijkt veel gedrag van toen, ons nu vreemd voor te komen. De discussies over het wel of niet dragen van een mondkapje, het hamsteren van wc-papier, wel of niet vaccineren, wel of niet op vakantie, de avondklok en ga zo maar door. Het lijkt allemaal ver achter ons te liggen, terwijl het helemaal niet zo lang geleden is.
Eenmaal besmet met Corona, was er geen ontkomen aan de vraag “van wie heb je het?” Dat heeft mij altijd verbaasd, want die vraag stelden we voor Corona toch ook nooit als iemand griep had? Nu was het een ding. Als besmet persoon moest je iedereen met wie je contact had gehad informeren over het feit dat je een besmet persoon was. Als een paria verbleef je in isolatie. Eerst twee weken, later tien dagen en anno 2022 mag je na vijf dagen weer de wereld betreden.
Een week of drie geleden was het bij mij weer raak. Ik testte voor de tweede keer positief. Bij de thuistest verscheen bij een halve druppel al het streepje waar je ‘m liever niet ziet. Toen ik in maart vorig jaar Corona had, was ik niet ziek, op wat lichte keelpijn na. Dit keer was het andere koek. Het begon met verschrikkelijke spierpijn, pijn in mijn bijholtes, dat uitmondde in een zware verkoudheid en gepaard ging met koorts en algehele malaise. Na de isolatieperiode ging het allemaal wel weer prima, tot na een paar dagen de verkoudheid in veel ergere vorm terugkwam. Lang verhaal kort: ik werd weer ziek en zat op enig moment zwaar benauwd bij de huisarts. Gelukkig bood een zogenaamde ‘puffer’ met Ventolin uitkomst. Nu, na een week, kan ik zeggen dat het herstel echt bijna 100% is. Dus ja, Corona is er nog steeds en ja, je kunt er nog steeds ziek van worden, zelfs als je twee keer gevaccineerd bent en de booster hebt gehaald.
Klaar was ik er ondertussen wel mee. Ik moest mijn agenda leegruimen. Ik was immers al weken niet fit en dat is absoluut niet hoe ik het wil. Pure rust legde ik mezelf dus op. Beter worden en weer fit worden. Ja, het was even flink balen om afspraken af te zeggen waar ik me op verheugd had. Vooral het verzetten van de laatste etappe van het Pieterpad was op zijn zachtst gezegd niet leuk. Ik moest echter mezelf echt op nummer één zetten nu.
Ik merk dat we met zijn allen sneller dan verwacht weer terugschieten in oude patronen. Wellicht heeft het gevoel van veel gemist te hebben afgelopen twee jaar, daar iets mee te maken. Ik vond het eigenlijk wel lekker om zo’n lege agenda te hebben. Ik gedij daar gewoon beter op. Doordat ik middenin Corona-tijd het Pieterpad ben gaan lopen, heb ik nooit het gevoel gehad dat het leven saai was, dat er niets kon. Ik genoot van de rust en keek elke maand uit naar de fijne lange wandelingen in ons prachtige land. De laatste maanden merk ik weer hoe moeilijk het is om af te spreken met vrienden en familie, omdat de agenda’s bij iedereen alweer overvol zitten.
Nu ik zelf ervaren heb hoe Corona erin kan hakken, hoe het je onderuit haalt, heeft het me weer met de neus op de feiten gedrukt. Hoewel je er nagenoeg niemand over hoorde de afgelopen twee jaar, is het toch echt belangrijk ervoor te zorgen dat je jezelf niet uitput. Dat je goed luistert naar je lichaam en rust neemt als je signalen krijgt dat dat nodig is. Dat je moet zorgen dat je weerstand op peil is en blijft. Ik heb me er voortdurend over verbaasd dat de discussies zelfs in de hoogtijdagen van Corona daar nooit over gingen. Men was uitsluitend bezig met de gevolgen van het virus en niet met hoe belangrijk het is dat je weerstand in orde is.
En nu? Blijven we met zijn allen alert? Houden we afstand of blijven we zelfs thuis als we verkouden zijn, hoesten of ons niet lekker voelen? Of mikken we er net als ‘vroeger’ (lees: vóór Corona) een dosis paracetamol in, zodat we ons volle programma ‘gewoon’ kunnen uitvoeren? Ik ben benieuwd hoe dit zich ontwikkelt.
Ik ben in elk geval blij dat ik weer bijna helemaal fit en beter ben, zodat ik straks lekker van de vakantie kan genieten.
Dolce far niente…

Positief. Het stond er echt. Ik moest drie keer kijken om het te laten doordringen. Ik kwam na twee dagen wandelen zaterdagavond thuis met lichte keelpijn. Ik dacht niet direct aan Corona, maar toen ik er zondagochtend ook mee wakker werd en het dus niet minder was geworden, heb ik meteen maar een afspraak gemaakt om me te laten testen. Hoewel ik mij prima voelde en nota bene net 43 kilometer in twee dagen had gewandeld, leek het me toch verstandig. Keelpijn is tenslotte een van de symptomen.
Zondagmiddag reed ik naar Den Haag voor mijn eerste Coronatest. Aangekomen bij de teststraat bij Bronovo was mijn eerste associatie toch die van de Mac Drive. Super strak georganiseerd werd ik met mijn auto door de testlocatie geloodst. De test zelf viel me enorm mee. Het is geen feest, zo’n lang staafje in je neus en daarna nog eentje in mijn toch al pijnlijke keel, maar het was voorbij voordat ik er echt bij stil kon staan.
Na de test begon het grote wachten. Ik hoopte natuurlijk dat ik diezelfde dag al wist waar ik aan toe was en positief zou ik toch wel niet zijn. Niets was minder waar. Zondagavond had ik al de uitslag en die was tot mijn grote verbazing wel degelijk positief.
Ik heb me die zondag maar wel meteen gedragen alsof ik besmet was, want je wist maar nooit. Helaas hebben we hier thuis al de nodige ervaring opgedaan met afstand houden en in isolatie leven, omdat mijn man en dochter half december ook allebei Corona hebben gehad. Nu was ik dus de sjaak. Hoe dan?! Ik houd mij al maanden hartstikke goed aan de Corona-maatregelen, heb nauwelijks contacten, was mijn handen vaak en heb de dagen voorafgaand aan mijn klachten voornamelijk bomen, heide en schapen gezien. Ik was echt stomverbaasd.
Dit keer was ik dus het gezinslid dat naar de zolderkamer verhuisde. Hoppeta, in isolatie. Knop om en direct in de ruststand. Ik voelde (en voel) mij absoluut niet ziek, dus dit had wel iets geks. Met een heel klein beetje keelpijn zou ik normaal niet in bed gaan liggen. Maar ja, wat kan een mens anders, als je je kamer niet af mag? Ik heb me er maar aan overgegeven. Toen ik dat eenmaal deed, merkte ik pas hoe moe ik eigenlijk was, al had dat wellicht ook te maken met de lange afstanden die ik gelopen had en alle emoties van de afgelopen maanden.
Waar ik in december bij iedereen bordjes en glazen voor de deur zette om zo mijn gezin van eten en drinken te voorzien, zijn de rollen nu omgedraaid. Mijn man brengt me nu dagelijks ontbijt op bed, schilt fruit voor me, perst sinaasappeltjes en maakt koffie. Ik kan daar goed aan wennen. Terwijl ik vaak voor anderen zorg, wordt er nu voor mij gezorgd en daar geniet ik enorm van. Ik dompel mij erin onder, wat kan ik anders? Ik geniet van het niets doen, Netflix me suf, lees wat en lig lekker in mijn provisorische bedje.
Wat ik wél mis is het knuffelen met mijn man en kinderen, werken, mijn dagelijkse wandelingen, de buitenlucht en andere mensen zien. Maar de zeven dagen die ik binnen moet blijven overleef ik wel en ik ben blij dat ik niet heel ziek ben. Ik maak er het beste van en dat kan ik.
Ik merk wel hoe goed deze noodgedwongen rust voor me is. Ik kán het dus wel, niets doen, al zit daar natuurlijk een tegenstrijdigheid in. Hoe doe je ‘niets’? Het werkwoord ‘doen’ geeft toch activiteit aan. Begrijpen wij in Nederland wel hoe dat moet, het zalige niets doen? Ik denk het niet. Sinds ik in quarantaine zit krijg ik van meerdere mensen de vraag hoe ik het volhoud, of ik het allemaal nog een beetje trek. De interesse naar mijn welbevinden doet mij ontzettend goed, maar blijkbaar klinkt het voor veel mensen als een enorme opgave om niets te kunnen en een week échte rust te moeten nemen. Waar de Italiaan gerust tijdens een werkdag naar huis gaat voor een klein slaapje of ergens een lekkere espresso gaat drinken, ‘mogen’ wij pas luieren en genieten als we ons eerst nuttig hebben gemaakt. Het zal de Calvinistische invloed wel zijn vrees ik.
Hoewel ik mijn dagen ook vaak zinvol wil besteden, heb ik het niets doen inmiddels tot kunst verheven: ‘dolce far niente’, zoals de Italianen dat zo mooi zeggen. Het is wat het is, ik schik me in mijn lot en tot ik weer de deur uit mag, geniet ik dus maar van het zalige niets doen. Daarna ga ik proberen deze kunstvorm erin te houden, want het bevalt me uitstekend!

Wie durft te verdwalen vindt nieuwe wegen…

De tijd dat wandelen iets voor senioren was lag al wel achter ons, maar met de komst van corona is het imago van wandelen definitief veranderd. Nu we bijna niets anders meer kunnen of mogen, biedt wandelen meer uitkomst dan ooit tevoren. Het is niet voor niets dat de Ommetje-app van de Hersenstichting zo’n enorm succes is. We wandelen ons suf met z’n allen. Met alle beperkende maatregelen kun je tenminste nog wel lekker naar buiten, mits vóór 21.00 uur. Zoveel mensen zijn begonnen met wandelen, of nog meer en vaker gaan lopen dan ze al deden voor corona.
Bij mij begon deze hobby ongeveer vijf jaar geleden. Een van mijn vriendinnen had een pittige rughernia en het enige dat ze nog mocht qua sport was wandelen. “Ik loop wel met je mee” zei ik een keer tegen haar en al snel hadden we een wekelijkse routine ontwikkeld. Elke donderdagavond gingen we een rondje lopen. Tegenwoordig heeft zich dat naar de zaterdagochtend verplaatst, maar we doen het nog steeds, bijna elke week.
De jaren die daarop volgden, hebben mij kennis laten maken met de ‘wandelwereld’. Zoveel leuke evenementen door het hele land waar ik aan deelgenomen heb, zoveel prachtige stukjes Nederland gezien. Kers op de taart was twee jaar geleden toch wel dé Vierdaagse. Vijf dagen lang dompelde ik mij onder in het grootste wandelevenement ter wereld, de ‘Walk Of The World’. Ik heb die week werkelijk geen sacherijnig mens gezien. Iedereen was vrolijk en blij, ondanks het lijden dat ook bij de Vierdaagse hoort. De hartelijkheid, de support van volslagen vreemden langs de kant, mensen die hun huis voor je openstellen om naar het toilet te gaan, het was echt heel bijzonder. Ik kan het iedereen aanraden om dat een keer in je leven te ervaren.
Wandelen is de fijnste hobby die er is. Het kan altijd en overal, weer of geen weer. Je kunt het bovendien goed in je eentje doen. Bovendien levert wandelen zoveel op. Als ik alleen loop werkt het voor mij meditatief, het is een van de beste manieren om mijn hoofd leeg te maken en te ontspannen. Wanneer het te druk is in mijn hoofd, wanneer ik gestresst ben, wanneer ik een probleem heb waar ik geen oplossing voor vind, dan ga ik wandelen. Het helpt altijd. Na een wandeling voelt het bijna altijd alsof ik de wereld weer aan kan.
Met een ander wandelen is echter ook een aanrader. Ik heb vaak de beste gesprekken tijdens mijn wandelingen. Gek genoeg praat het makkelijker als je elkaar niet aankijkt, het gaat bijna vanzelf. Het is een mooie manier om (bij) te praten, om te genieten van de buitenlucht en om de omgeving in je op te nemen. Dat laatste is voor mij een belangrijke meerwaarde van lopen en buiten zijn. Omdat ik de afgelopen jaren heel veel heb gewandeld (en nog), merkte ik na verloop van tijd dat ik precies wist welke bloemen in welke periode van het jaar bloeien. Ik zag de wereld om mij heen constant veranderen en het voelde alsof ik bewuster aan het leven was, intenser en met meer oog voor detail.
Naast wandelen heb ik nog een grote hobby en dat is fotograferen. Helemaal perfect is het dus, dat je die twee prima in een activiteit kunt combineren. De vriendinnen met wie ik wandel weten het inmiddels wel, als er weer een ‘Kodak-momentje’ aankomt. Geen wandeling zonder foto’s. Tijdens het lopen maak je nieuwe herinneringen en ik leg ze graag vast met behulp van mijn foto’s. Mooie luchten, een bijzondere zonsopkomst of -ondergang, ik geniet daar verschrikkelijk van. Als ik de zon onder zie gaan tijdens het wandelen, blijf ik foto’s maken. Als je die serie foto’s dan na afloop achter elkaar ziet, is het prachtig om het licht en de lucht te zien veranderen.
Hoewel ik het leuk vind om te zien hoeveel mensen het wandelen hebben ontdekt, is het ook jammer dat er tegenwoordig op sommige plekken wel erg veel mensen lopen. Ik wíl geen gesprekken van de mensen voor of achter mij kunnen verstaan, ze verstoren mijn ‘genietmoment’. Ik loop graag in stilte. Ik probeer mijn momenten daarom gunstig te kiezen, zodat ik lekker in mijn wandelcocon kan duiken. In januari ben ik met een vriendin begonnen met het lopen van het Pieterpad, van Pieterburen naar Maastricht. De rust die we daar vinden, de totale leegte van Noord Groningen en de weidse heidevelden in Drenthe, het is weldadig. Morgen mogen we weer, etappe vijf en zes liggen op ons te wachten. Dat wordt weer twee dagen genieten in een oase van rust.
Wandelen heeft mij dus veel gebracht. Gewoon je ene voet voor de andere zetten, goed om je heen kijken en luisteren naar de geluiden om je heen. Bekijk de wereld met traagheid, dan is ‘ie zoveel mooier. Trek fijne schoenen aan, stap je deur uit en kijk waar je uitkomt. Er valt zoveel te ontdekken buiten de gebaande paden. Ga eens linksaf waar je normaal rechtsaf gaat, loop eens een uur in plaats van een halfuur, rijd ergens heen en loop daar een rondje. Ontdek en vind nieuwe wegen!
Amor fati
Amor fati is een Latijnse uitdrukking die ‘liefde voor het lot’ betekent, liefhebben wat onvermijdelijk is.
Het is ongeveer een jaar geleden dat ik mijn laatste blog schreef. Ik heb een heel slecht jaar achter de rug. Genoeg om over te schrijven, zou je denken. Hoewel ik vaak de behoefte voelde om te schrijven, kwam er geen letter uit mijn vingers.
Voor velen was 2020 natuurlijk geen pretje. Covid-19 kwam in ieders leven en de wereld stond (en staat) op zijn kop. Hoewel we hoopten dat de ellende van zo’n nieuw virus slechts van korte duur zou zijn, was niets minder waar. We zijn inmiddels een jaar verder en de wereld zit nog steeds op slot, de paaltjes zijn opnieuw geslagen. Met alle beperkende maatregelen die al geruime tijd duren, zijn ‘we’ het meer dan zat. We willen geen pubers meer de hele dag thuis, we willen uit eten, terrasjes pakken, naar de film, de kroeg, de sauna, gezellig langs het sportveld staan, naar de yogales en dansjes doen bij concerten. Maar vooral ook willen we weer kunnen knuffelen, dichtbij mensen kunnen zijn en het leven terug dat we zo lief hadden voordat COVID-19 zijn intrede deed. We willen niet de straat uitlopen op weg naar supermarkt en wéér denken “oh, mondkapje vergeten”. We willen van die mondkapjes af, we willen ons leven terug. We willen vooral niet ‘het nieuwe normaal’, maar het ‘oude gewoon’.
Toch zal het ‘oude gewoon’ nooit meer worden zoals het was. In 2020 veranderde alles. Ik kan me niet herinneren dat er zóveel tegenslag en verdriet in zo’n korte tijd was. Het eerste weekend van januari begon de rampspoed al. Ik had mijn man een weekendje weg gegeven voor zijn verjaardag, maar hij werd ziek. Niets ernstigs, maar het tripje viel toch wat in het water. Vervolgens brak hij op de eerste dag van onze wintersportvakantie zijn sleutelbeen en brachten we de rest van de week door in het hotel. Gelukkig konden de kinderen met mijn broer en schoonzus wel de pistes op. In mijn eentje reed ik het heel stuk vanuit Oostenrijk terug naar huis, wat voor mij wel weer een overwinning was.
Het voorjaar verliep verder rustig, tot ik begin mei hoorde dat mijn vader ziek was. Hoewel aanvankelijk niet direct duidelijk was hoe ernstig het was, voelde ik gek genoeg direct dat het foute boel was. Hij was immers nooit ziek. Al snel bleek dat hij kanker had en de prognose was uitermate slecht. Opeens bevond ik mij in een onwerkelijke situatie met een vader die in een paar dagen tijd doodziek was. Na een chemokuur knapte hij wat op, maar begin september was ik aanwezig bij een gesprek met zijn arts, waarbij de mededeling kwam dat hij niets meer voor mijn vader kon betekenen. Mijn vader ging dood en ik had dat in mei al aangevoeld. Uiteindelijk overleed hij drie weken later.
Toen het verlies van mijn vader enigszins geland was, naderden de feestdagen. Eerst de dag waarop mijn ouders vijftig jaar getrouwd zouden zijn en vlak daarna kerst en oud en nieuw. Allemaal dagen waar mijn vader zó van hield en wij het vanaf nu zonder hem moesten doen. In de periode voor kerst kregen mijn man en dochter COVID-19, dus zaten we thuis in quarantaine, ieder op zijn eigen kamer. Mijn schoonmoeder was ook besmet geraakt en kon daarom niet komen met kerst. Ze krabbelde daarna gelukkig wel wat op, maar echt fit werd ze niet. Ze viel af en toe en had geen eetlust. De situatie werd steeds zorgelijker, tot ze half januari in verband met verkeerde bloeduitslagen naar het ziekenhuis moest. Als snel ging het bergafwaarts, haar hart faalde. Na een paar weken ziekenhuis werd ze naar een hospice in Leiden gebracht, waar ze half februari overleed. Vier en een halve maand na de dood van mijn vader, was ik dus wederom een uitvaart aan het regelen. Het is maar goed dat je dat niet van tevoren weet.
Ik heb de afgelopen 13 jaar gemerkt dat er in iedere heftige situatie bij mij een bijzonder mechanisme in werking treedt. Alsof ik een knopje heb dat ik dan indruk. Mijn overlevingsmodus gaat aan. De emoties gaan op slot, ik wil en moet sterk zijn voor anderen en ik zet mezelf op de achtergrond. Controle houden, overleven en vooral niet instorten. Ik kan dat goed, maar het kost bakken energie en vraagt veel van me. Ook komen de emoties na afloop er niet uit in de vorm van tranen, maar ze spelen zich af in mijn hoofd. Ik trek me terug, heb minder behoefte aan contact en word moe, heel moe. Hoewel het vaak stom en ongemakkelijk voelt dat ik niet huil, heb ik geprobeerd te accepteren dat het zo werkt bij mij en dat dat oké is. Iedereen verwerkt emoties op een andere manier. Omdat ik mij na de dood van mijn vader wel degelijk ‘anders’ voelde en ook fysieke klachten kreeg, heb ik hulp ingeschakeld van een holistische fysiotherapeut en lifestylecoach. Ik zag ook wel in dat er iets moest gebeuren en praten met iemand die jou verder niet kent helpt mij enorm goed.
Om terug te komen op de titel van deze blog, dat is best een ingewikkeld iets. ‘Amor fati’, liefde voor het lot. In mijn ogen betekent dat het beste maken van een situatie, ongeacht wat deze is. Een levenshouding aannemen waarin je alles wat er in je leven gebeurt beschouwt als goed, ook lijden en verdriet. Het is wellicht de grootste uitdaging die er bestaat en toch probeer ik er zo in te staan. ‘Shit happens’, het hoort erbij en je moet er maar gewoon mee dealen.
Het lot niet alleen verdragen, maar ook omarmen. En juist dat laatste is natuurlijk hartstikke moeilijk. Waarom zoveel ellende achter elkaar? Waarom twee lieve naasten zo kort achter elkaar overleden? Wat moet ik daar in omarmen? Hoe kan ik daar iets positiefs in zien?
Toch heeft het me ook mooie dingen gebracht. Het heeft bepaalde contacten met familie en vrienden versterkt en hechter, intenser gemaakt. Enerzijds kwamen steun en lieve woorden/gebaren soms uit onverwachte hoek en anderzijds heb ik me verbaasd over het onvermogen van sommigen om met mijn situatie om te gaan. Van sommige mensen hoorde ik tijdens de ziekte van mijn vader niets, maar toen hij dood was kwam er opeens wel reactie. Ik heb me daarover verbaasd, me eraan geërgerd ook. Zelfs als je niet weet wat je moet zeggen tegen iemand, zeg dát dan, maar blijf niet zwijgen. Laat weten dat je er voor de ander bent, dat je aan iemand denkt. Wees empathisch.
Door alles wat ik afgelopen jaar heb meegemaakt, weet ik beter welke mensen belangrijk voor me zijn. Die contacten zijn alleen nog maar mooier en intenser geworden. Dat zit ‘m soms in mooie gesprekken, maar ook in kleine gebaren als een kaartje, een berichtje of bloemen die ik bezorgd kreeg.
Verder heeft de combinatie van COVID-19 met alle andere ellende ervoor gezorgd dat ik nog meer geniet van kleine dingen, van buiten zijn, van de natuur, van een mooi boek of mooie muziek. Genieten van het leven met een paar fijne mensen om je heen, meer is er eigenlijk niet nodig…
Ontspannen op vakantie… hoe dan?!
Ontspannen op vakantie gaan, is er íemand die dat kan? Als ik eenmaal vertrokken ben, daalt de rust wel neer, maar de week die eraan voorafgaat? Vreselijk! Zo ook afgelopen week weer…
Mijn dochter had drie toetsen op het programma staan, waarvoor ze hard moest leren. Mijn zoon had zijn spreekbeurt, waarvoor geoefend moest worden. Ook had hij nog een toets en het gesprek over het schooladvies voor het voortgezet onderwijs moest ook deze week op de planning.
Dochterlief klaagde eind vorige week opeens over pijn in haar knie en liep mank, dus hop hop, meteen vier afspraken bij de fysio ingepland. Alsof het feest nog niet compleet was, ontdekten we halverwege de week een barst van zo’n vijftien (!) centimeter in de voorruit van de auto waarmee we op vakantie gaan. Gelukkig bleek er een bedrijf te zijn dat dat tijdig kon fiksen.
Mijn oudste kind werd woensdagavond ziek, mijn jongste kind moet de dag voor de vakantie nog trakteren op school, omdat hij zaterdag jarig is. Zelf ben ik verre van fit, maar moeders blijven gelukkig altijd op de been.
Manlief is op de zaak nog tot de laatste snik hard aan het werk, want met een eigen bedrijf is vakantie altijd een uitdaging. Het werk moet immers voor vertrek wel af.
Om in de avond wat te ontspannen, kijken mijn liefde en ik op Netflix naar de serie ‘Below the Surface’. Gevolg daarvan is dat ik elke dag te laat naar bed ga. Waarom maken ze sommige series zó spannend, dat je tóch elke keer nóg een aflevering kijkt?
Tussen de bedrijven door jagen de lijstjes met alles wat nog moet door mijn hoofd en werk ik ze gestaag af. De skikleding is inmiddels ingepakt, de laatste wasjes zijn gedaan.
Tot slot kreeg ik op de valreep nog een teleurstelling te verwerken. Mijn slotjesbeugel zou op de vrijdagochtend voordat we op wintersport gaan, voorgoed verleden tijd zijn. Helaas zijn de spalk en beugel die ik moet dragen nadat de slotjes eraf zijn, niet op tijd klaar. Ja, ja, ik weet het, er zijn ergere dingen! Maar balen is het wel.
Alles bij elkaar zal ik blij zijn als we eenmaal ‘ontspannen’ vetrokken zijn naar ons weekje wintersport… Vakantie? Ik ben eraan toe.
De weldaad van schrijven…
“Schrijven is een manier om de wereld te begrijpen, een manier om gedachten en emoties te verwerken of te beheersen, een manier om iets waardevols uit pijn te halen.”
Deze woorden las ik deze week in het boek ‘Alles wat ik niet kan zeggen’ van de Ierse schrijfster Emilie Pine. Soms lees of hoor je iets dat je aan het denken zet, dat iets van binnen in je wakker maakt. Dat effect hadden die woorden op mij.
Half april 2017 schreef en publiceerde ik voor het laatst een blog. Vaak genoeg heb ik de drang en behoefte gevoeld om weer te gaan schrijven. Juíst omdat het mij helpt om mijn gedachten te ordenen en te reflecteren.
Toch deed ik het niet, tot vandaag. Ik gaf me elke keer weer over aan de drukte en de sleur van het bestaan: werk, kinderen, huishouden en sport. De uitdaging van alle bordjes zo goed mogelijk in de lucht houden weerhield mij ervan om woorden op papier te zetten.
Het gevoel dat er rust in mijn leven ontbrak, bleef echter. De chaos in mijn hoofd bleef. Nu ik deze week weer pen en papier heb gepakt, blijkt direct hoezeer ik schrijven nodig heb. Ik merkte meteen de weldaad en de rust; het effect dat schrijven blijkbaar op mij heeft. Ik heb schrijven nodig.
Waar het leven de afgelopen tijd enigszins aan me voorbij schoof en ik alles op de automatische piloot deed, merk ik dat schrijven me helpt om de chaos en onrust in mijn hoofd op orde te krijgen. Ik word er letterlijk kalmer van en het geeft mij het gevoel dat ik meer en beter overzicht krijg. Grip op mijn leven, in plaats van te leven in de waan van alledag.
Schrijven is voor mij echt een kwestie van ‘gewoon doen’. Niet dagen blijven nadenken over wat het onderwerp van een blog zou moeten zijn, niet twijfelen of anderen het wel willen lezen, maar gewoon gaan zitten en beginnen. Ik schrijf tenslotte voor mezelf, over onderwerpen die mij bezig houden. De onderwerpen zijn vaak klein en liggen dicht bij mezelf. Dat kenmerkt mij en past ook bij mij.
Ik ben blij dat ik deze week de pen weer heb opgepakt. Het voelt heerlijk en geeft me voldoening. Dat had ik dus wel even eerder kunnen doen…
Met lood in de schoenen…
“Moet jij niet eens gaan trainen voor die obstacle run in juni?”, vroeg mijn man gister aan onze twaalfjarige dochter. Ze gaat, voor de derde keer inmiddels, met een aantal vriendinnen en hun vaders, weer meedoen aan zo’n stoere hardloopwedstrijd met obstakels. Mijn man traint voor een halve marathon begin juni en hij ligt mooi op schema, dus over zijn fitheid hoeven we ons geen zorgen te maken.
Terwijl ik het hem hoorde vragen, bedacht ik me dat het voor mij ook wel weer eens tijd werd om het hardlopen buiten weer op te pakken. Ik had dit immers sinds begin september vorig jaar niet meer gedaan en er waren geen blessures die als excuus konden dienen. Voordat ik er erg in had, hoorde ik mezelf zeggen: “kom op El, we gaan straks even hardlopen.” Haar reactie was enthousiast, dat hielp wel.
Want bij mij begon vanaf dat moment het welbekende patroon van de weg naar boven, jezelf in de sport-BH snoeren, de hardloop outfit aantrekken en de hele tijd alleen maar denken aan hoe zwaar het zou gaan worden. Mijn alom aanwezige haat-liefde verhouding met hardlopen. Maar wie A zegt, moet B zeggen en moeders haken niet af, dus verstand op nul en gewoon gaan. Zo gezegd, zo gedaan.
Ongeveer een kwartier later was de Strava-app op mijn telefoon aangezet en gingen we op pad. Mijn dochter liep enthousiast voor me uit. “Iets rustiger!”, riep ik nog, maar binnen een paar minuten was het gênante moment al daar: mijn kind van twaalf liep mij er vet uit. Na een paar honderd meter keek ze achterom en vroeg me of het wel ging. “Ja hoor, hijgde ik, gewoon rustig aan.” Ik zag haar steeds verder bij mij vandaan lopen en hoe confronterend mijn fitte dochter op dat moment ook voor mij was , ze trok me op de een of andere manier toch vooruit.
“Volhouden Lijn, jij kunt dit!”, praatte ik mezelf moed in tijdens het lopen. Mijn lijf was door alle personal trainingen sinds begin december immers sterk genoeg. Ik moest dit kunnen. Na ongeveer twee kilometer, waarin we af en toe een paar seconden stopten, begonnen mijn benen en ademhaling beter aan te voelen. De steun van mijn kind was ontzettend lief en hielp mij door deze worsteling met mezelf heen. Waar ik af en toe echt even op adem moest komen, hijgde zij geen moment. Zo zie je maar weer wat het effect op je conditie is van drie keer in de week hockeyen. “Je moet in jezelf geloven mama”, zei ze nog voordat we van huis vertrokken. Mijn wijze dochter, ze had natuurlijk ook hartstikke gelijk ook. Ik had dit jaren gedaan en mijn lijf zou het heus wel weer herkennen en oppakken.
De laatste twee kilometers liep ik eigenlijk heel lekker, het tempo was goed, ik genoot weer van iets wat ik toch gemist bleek te hebben. Grappig dat je dat soms pas beseft als je het weer doet. Bovendien is hardlopen met je kind echt heel leuk. Toen we onze straat na een krappe vijf kilometer weer in liepen, trokken we nog even een sprintje. Nou ja, Ellemijn trok een sprintje, ik versnelde mijn pas.
De ongelofelijke voldoening die je krijgt van hardlopen, daar kan weinig tegenop. Mijn personal trainingen hebben dat effect zeker ook, maar verder ervaar ik het bij fietsen bijvoorbeeld toch een stuk minder. Hardlopen vind ik altijd zwaar, mijn trainingen vind ik altijd zwaar. Juist dat zware vind ik leuk. Dat levert namelijk de kick achteraf op. Pijn is fijn, dat is het!
Gisteravond hebben mijn dochter en ik dus besloten weer vaker samen te gaan hardlopen. Een besluit dat heel goed voelt. Waar ik vandaag enorme spierpijn had verwacht, valt dat eigenlijk alles mee. Mijn benen zijn dus toch sterker dan ik dacht. Bijzonder is om te ervaren dat ik vandaag het liefst wéér zou gaan hardlopen. Er is gister blijkbaar iets geprikkeld in mijn lijf wat ik in de loop der tijd was kwijt geraakt. De verslaving die hardlopen heet… Maar, vandaag rust, want morgenochtend weer flink aan de bak met mijn personal trainer. Lekker afzien, ik houd ervan!
In het diepe gesprongen… en toen?
Facebook herinnerde mij er vandaag aan dat het alweer drie jaar geleden is dat ik mijn eerste blog ‘voor mezelf’ publiceerde: ‘Sprong in het diepe‘. Voor die tijd schreef ik ook al blogs, maar voor een andere partij. In 2015 werd het tijd voor een andere koers en wilde ik schrijven over wat ík wilde en wat míj bezig hield. Persoonlijke verhalen dus, omdat dat is wat bij mij past en mijn woorden dan het beste het papier vinden.
Toen ik die blog uit 2015 vandaag opnieuw deelde op Twitter, vroeg iemand mij of het nu nog zo goed met mij gaat en hoe ik op die sprong terugkijk. Dat was een goede vraag en de reden om deze blog te schrijven, want terugblikken op de afgelopen drie jaar is eigenlijk best een goed idee. Ik dwing mijzelf meestal mijn blik op het heden en de toekomst te richten, omdat teveel terugkijken naar het verleden soms teveel pijn doet. Nog steeds. Ik heb behoorlijke littekens opgelopen in de periode die vooraf ging aan ‘de sprong’. Ik schiet er niets mee op die pijn weer op te zoeken en heb dat bovendien al vaak genoeg gedaan. Toch kan achterom kijken ook mooie beelden opleveren, want die doodenge sprong in het diepe heeft mij erg veel gebracht.
Mijn leven veranderde drastisch. Ik ging bij mijn man werken, iets waarvan ik nooit gedacht had dat ik het zou doen én ik bleek het nog leuk te vinden ook! Nog steeds werk ik twee dagen per week bij hem. Samenwerken als getrouwd stel lukt niet iedereen, maar ons gaat het gelukkig goed af. De beslissing voor deze constructie te kiezen, bracht rust in mij, maar vooral in ons gezin. Ik ben nu veel meer thuis bij de kinderen en geniet daar oprecht van. De dagelijkse beslommeringen en hun verhalen als ze uit school komen, zijn goed om mee te maken. Sinds dit jaar gaan ze ook niet meer naar de buitenschoolse opvang, dus ik zie hen elke dag direct na school. Natuurlijk baal ik er wel eens van dat ik daardoor ook altijd degene ben op wie ze zich afreageren, bij wie ze de vervelende dingen van school kwijt moeten, maar daar ben ik immers ook hun moeder voor. Mijn kinderen vinden het heel prettig dat ik elke dag thuis ben als zij uit school komen en zo’n moeder wil ik ook zijn.
Twee jaar geleden startte ik met Bureau Lijn. Nadat een vriend van me mij benaderde om vertaalwerk voor hem te gaan doen, stond ik amper een week later mijn bedrijf in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. De afgelopen twee jaar heb ik al veel leuke opdrachten kunnen uitvoeren, met name vertaalwerk en redactiewerk. Ondernemer zijn is fantastisch en verschrikkelijk leerzaam. Zo heb ik geleerd dat ik prima kan werken met een strakke deadline, iets waarvan ik nooit had gedacht dat ik ertoe in staat zou zijn. Het maken van offertes en het maken van afspraken over de inhoud van een opdracht blijft ontdekken en leren voor mij. Ik vind het heerlijk zelf te beslissen welke opdracht ik aanneem, dat ik met niemand hoef te overleggen en alles zelf moet doen. Ik heb gemerkt dat ik nu doe waar ik goed in ben en er bovendien veel plezier in heb. Mijn hersenen worden geprikkeld door de opdrachten die ik aanneem en dat is een van de voornaamste redenen waarom ik Bureau Lijn begonnen ben.
De vrijheid die het ondernemerschap met zich meebrengt is ook een groot pluspunt. Nu mijn man en ik allebei een eigen bedrijf hebben, hoeven we nooit meer met iemand te overleggen wanneer we vrij zijn of op vakantie gaan. Geen gedoe met collega’s of leidinggevenden, je niet hoeven conformeren aan beleid van een organisatie. Je doet je werk op de manier die jij goed vindt en de enige die erover oordeelt, ben jij zelf. Als de opdrachtgever dan tevreden is, levert dit een heel aangenaam gevoel op. De samenwerking met opdrachtgevers verloopt gelukkig meestal goed. En die ene negatieve ervaring, daar heb ik van geleerd dat je niet iedereen op zijn woord kunt vertrouwen. Werk is werk en afspraak is afspraak. Mooie praatjes geloof ik niet meer. Gezonde argwaan, laat ik het zo maar noemen.
Al met al is die sprong in het diepe een heel goed idee geweest. Niet alleen bracht het mij rust, maar ook zette ik mijn hersenen weer aan het werk en ontwikkelde ik mezelf. Ik bleek op mijn vaardigheden en kwaliteiten te kunnen vertrouwen, iets waar ik begin 2015 toch behoorlijk veel twijfels over had. Nu voel ik me sterk en weet ik precies wat ik waard ben. Doen wat je leuk vindt én waar je goed in bent, wie wil dat nou niet?
(Foto’s via Pinterest)
De jeugd van tegenwoordig…
Mijn zoon is ziek. Gistermiddag kwam hij uit school en vertrok direct naar zijn kamer. Toen ik na een minuut of tien naar boven ging om bij hem te kijken, bleek hij in bed te liggen, diep weggedoken onder zijn dekbed met een iPad voor zijn witte neusje. Een zielig hoopje mens.
“Blijf jij morgen maar lekker thuis”, zei ik tegen hem. Het was tijd voor hem om een beetje bij te tanken en overstelpt te worden met moederliefde en onvoorwaardelijke aandacht.
Vandaag waren we dus samen thuis. Vroeger kon je ook écht ziek zijn als je op de basisschool zat. Niets van dat alles als je anno 2018 in groep 6 zit. Dan moet je alsnog je huiswerkschema checken, om te kijken wat er deze week ingeleverd moet worden. En oh ja, vrijdag is ook nog die toets, waar nog hard voor geleerd moet worden!
Volledig ziek zijn is er dus niet meer bij tegenwoordig. Als je ziek bent, zit je gewoon je rekensommen te maken. En ja, dat moest van mij. Met tegenzin kreeg ik mijn zoon zover dat hij aan de slag ging. Terwijl werkelijk ALLES in mij schreeuwde: laat dat kind gewoon ziek zijn! Hij doet het uitstekend op school; een keer geen huiswerk maken is geen ramp. Zijn taalhuiswerk had hij vandaag moeten inleveren. Dat mocht hij van mij laten voor wat het was.
Nu wacht dus nog die biologietoets aanstaande vrijdag. Het ging mij vandaag echt te ver om hem daarvoor te laten leren. Dat deden we dus ook niet. We kijken wel hoe het morgen gaat en ik stuur de juf wel een mail dat hij dit keer niet zo goed heeft kunnen leren. So be it.
Het puzzelt me waarom ik me hier zo over opwind. Ik ben namelijk blij dat mijn kinderen op de basisschool al een flinke portie huiswerk hebben. Het maakt de overgang naar het voortgezet onderwijs een stuk eenvoudiger. Huiswerk vraagt vooruit kijken, plannen en organiseren. Vaardigheden die je op de middelbare school en in de rest van je leven goed kunt gebruiken.
Is het mijn karakter, dat ik er slecht tegen kan als een ander voor mij bepaalt? Komt het doordat ik vind dat mijn kinderen al zoveel moeten op school? Dat ze te snel groot worden? Dat ik het hen zou gunnen nog wat langer kind te mogen zijn?
Het is de combinatie van al die factoren denk ik. Hoe heerlijk onbezorgd was mijn eigen jeugd en hoe groot is het contrast met de wereld waarin mijn kinderen opgroeien, waarin alles om presteren draait. Ik koester de momenten waarop ik mijn kinderen het gevoel van mijn eigen jeugd kan meegeven. Kind mogen zijn. Omdat ze dat toch nog écht zijn…
Willem is kunnen…
Mijn zoon Willem heeft een nieuwe hobby: skateboarden. Nu hoor ik je denken: “Ja, leuk joh, maar wat is daar zo bijzonder aan?” Nou, het feit dat Willem een beenprothese draagt en zich, ondanks die prothese, er niet van laat weerhouden om alles wat hij leuk vindt te proberen zich eigen te maken.
Willem draagt een prothese, omdat hij ‘fibula aplasie’ heeft. Dat is een aangeboren afwijking die zeer zeldzaam is en waardoor Willem een voet mist, een korter been heeft en alleen kan lopen met een beenprothese. Ik schreef daar een paar jaar geleden de blog Botte pech over.
Hoewel mijn zoon heeft leren lopen met een prothese en niet beter weet, blijf ik me toch regelmatig met trots verbazen over zijn wilskracht en doorzettingsvermogen om alles te doen wat hij wil. Willem zit op hockey, voetbalt in zijn vrije tijd, kan skiën, houdt erg van zwemmen en nu heeft meneer zijn zinnen dus gezet op skateboarden. Geen zee de hoog voor mijn lieve Willem.
Laatst begon hij er zelfs over dat hij graag op turnen wil. Vooral de oefeningen op de balk leken hem fantastisch. Nu vind ik het geweldig om te zien hoe hij een grenzeloos vertrouwen in zijn eigen capaciteiten heeft en ik denk serieus dat hij het nog zou kunnen ook, omdat zijn evenwichtsgevoel door zijn ‘handicap’ sterk ontwikkeld is. Toch hebben mijn man en ik hem dit plan maar even uit zijn hoofd gepraat. Willem sloopt namelijk normaal gesproken al binnen een paar weken de voet van zijn prothese en de harde klappen waar je mee te maken krijgt bij het neerkomen met turnen, zijn gewoon echt een brug te ver. Nu hij negen jaar is, begint hij zulke argumenten gelukkig te begrijpen en leverde dit verder geen discussie op.
Maar goed. Skateboarden dus. Vol overgave oefent Willem elk vrij uurtje dat hij heeft. Het ene moment zit hij nog op de bank met een iPad, het andere moment praat ik tegen hem en blijkt hij naar buiten te zijn gegaan. Na een half uur staat hij dan opeens weer voor de deur met zijn skateboard in zijn handen. “Ik was weer even oefenen mam”.
Bij zo’n nieuwe hobby hoort ook het welbekende vallen en opstaan. Woensdagmiddag kwam hij thuis, trok zijn broek naar beneden en liet me een flinke schaafwond op zijn dij zien. “Ja, ik was echt keihard gevallen. Toen ben ik even achter een muurtje gaan staan, heb mijn broek naar beneden gedaan om te kijken hoe erg het was en stevig in mijn been geknepen en toen ging ik weer verder”. Toen ik vroeg of hij moest huilen, zei hij: “Nee joh mam, vallen hoort er nu eenmaal bij”. De bikkel.
Willem is gewend om extra moeite te moeten doen voor fysieke activiteiten, zelfs al heeft hij dat meestal zelf door. Ik zie het wel. Hoe fanatiek en gedreven hij is. Hij beschikt over enorme wilskracht en doorzettingsvermogen. Nu richt hij al zijn energie dus op het skateboarden en ik heb er alle vertrouwen in dat hij net zo lang oefent tot het hem goed lukt. Super trots ben ik op hem. Mijn lieve, dappere en stoere negenjarige zoon.