De Tour win je in bed…

Blog-merlijn-tour-in-bed-300x200

Al weken is Nederland in de ban van de griep. Om me heen hoor ik al die tijd dat mensen ziek zijn… echt ziek! Met koorts in bed en een gevoel dat je je nooit meer fit zult voelen. Op de school van mijn kinderen spookte naast dat griepvirus ook nog het norovirus. Wat een ellende allemaal, maar gelukkig ging het aan mij voorbij.

Tot ik afgelopen week bezoek kreeg van familie van die virussen; oom of tante verkoudheid. Dat gecombineerd met een allergie voor elzen is geen feestje. Ogen die de hele dag tranen, een neus die daar niet voor onder wil doen en een duffe kop die samen resulteren in een uiterlijk dat een spiegel niet waardig is. Toch was ik niet echt ziek, maar enorm gammel en gaar! En daar… daar kan ik enorm slecht tegen! Ik wil me energiek voelen, zodat ik de hele wereld aankan. Ik wil sporten!

En dat ging dus niet. Ik had veel te weinig energie, voelde me futloos en was sacherijnig en prikkelbaar. Even waren mijn gezin en ik geen wederzijds genot. Bij het minste geringste schoot ik uit mijn slof. Niemand snapte mij en ik had geen puf iemand aan te horen of te begrijpen. Dan merk je pas dat moeder zijn een vorm van topsport is. Van een topsporter wordt ook steeds een prestatie verwacht, van een moeder ook; alle zeilen bijzetten dus.

Waarom ik? Net nu ik zo ontzettend lekker bezig was met de butt challenge en de planking challenge. Net nu ik zo’n heerlijke tien kilometer had hardgelopen. Een vraag waar ik geen antwoord op krijg.

Het enige dat resteert in zo’n situatie is rust nemen. Goed voor jezelf zorgen. Proberen je humeur op te vijzelen of voor de buitenwacht goed te houden. Best een uitdaging. Ik weet dat rust nemen belangrijk is, minstens zo belangrijk als het sporten zelf. Ik ben er alleen niet zo goed in. Ik mis dus dat goede gevoel dat sporten me geeft, niet alleen voor mijn lichaam maar voor mijn hele omgeving!

Toch lukte het me met dat gemis om te gaan. Vooral omdat er geen andere optie was; de batterij was leeg. Ik ben een aantal keer om half tien ’s avonds naar bed gegaan, heb nog maar een extra vitamine C pil genomen en verder hield ik me koest. Geen gesport en geen challenges. Aan het eind van de week ga ik voor het eerst sinds zes jaar weer op wintersport. Daar moest ik vaak aan denken tijdens die verkoudheid: “blij dat ik dit nu heb en niet tijdens de vakantie.”

Vandaag gaat het eindelijk wat beter. De waterige ogen zijn voorbij, ik voel dat de energie langzaam terugkomt. Het vroeg naar bed gaan houd ik er nog maar even in, slapen is toch de beste remedie.

Volgende week lekker zeven dagen frisse berglucht happen en skiën, genieten van een week met mijn gezin. Daarna kom ik superfit, bruin en herboren terug en pak ik alle challenges, het fietsen en hardlopen weer op.

Na die verplichte periode van rust zal ik dat vast merken in mijn sportprestaties. Joop Zoetemelk zei immers ook: “de Tour win je in bed”.

We zullen zien…

Mijn racefiets & ik…

Merlijn-11-2-2-300x200

Mijn racefiets en ik, we zijn een geweldig goed duo. Het was liefde op het eerste gezicht. We passen perfect bij elkaar en genieten intens van de tijd die we samen doorbrengen. We hebben een heel goed fietshuwelijk.

Vanaf het eerste moment dat ik op mijn racefiets stapte, voelde ik het: het gevoel van vrijheid. De straat uit en binnen vijf minuten middenin de uitgestrekte weilanden. Wat een fantastisch gevoel!

Voordat ik mijn fiets kocht leefde ik altijd in de veronderstelling dat ik samen met anderen moest fietsen. Er in mijn eentje op uit gaan kwam gewoon niet in mij op. Mijn thuissituatie gaf daarin de ommekeer. Onze kinderen zijn nog te jong om uren alleen thuis te blijven. Als een van ons wil fietsen moeten we dat met elkaar afstemmen, de ander blijft thuis!

Alleen fietsen is daarom vaak het devies en dan train ik vaak op snelheid. Als ik met een groep mee wil komen, zal mijn tempo omhoog moeten. Dus, Strava aan en mijn blik tijdens het fietsen af en toe op de snelheidsmeter. Ik trainde afgelopen jaar vaak op 28 kilometer per uur. Dit jaar wil ik richting de 30 gaan. Ik wil sneller worden. Intervallen zal ik daarom ook moeten gaan doen. Dat is iets dat ik in mijn eentje lastig vind. Dat wil ik dus met een ander gaan trainen. Iemand die me uitdaagt, me ertoe aanzet om tot het gaatje te gaan. Dat kan ik alleen ook wel, maar ik wéét dat het me met een ander beter lukt. Dan train ik harder.

Nu ben ik ook weer niet zo’n eenzame ziel die alleen maar solo fietst. Hoewel ik in mijn uppie intens geniet van de stilte, de rust en het uitzicht, vind ik het ter afwisseling ook erg gezellig om met een vriendin te fietsen. Mijn favoriete fietsmaatje is een vriendin die ik al ken van de kleuterschool. Nu we allebei weer in ons oude dorp wonen en beide een racefiets hebben, fietsen we graag samen. Tijdens onze eerste fietstochten samen hadden we veel in te halen. We hadden elkaar jaren niet gezien en gesproken. In ons geval betekent samen fietsen lullen én poetsen. Trainen en afzien combineren met gezelligheid, beter kan niet toch? We hebben van nature ongeveer hetzelfde fietstempo, dat is lekker. Ook het genieten doen we samen: we hebben zelfs in Katwijk onze eigen ‘zee genietspot’, omdat we allebei zo van de zee houden en daar altijd even kort stilstaan om naar het water te staren.

Tijdens de meerdaagse fietstripjes fiets ik met een groep van maximaal twaalf mensen. Dat is voor mij vaak een pittige uitdaging, omdat ik tot nu toe elke keer de minst ervaren fietser ben. Maar juist die uitdaging van mee moeten komen met een groep ‘betere’ fietsers doet mij goed. Die prikkel vond ik aanvankelijk reuze spannend, nu omarm ik ‘m juist. Door met sterkere fietsers te rijden word ik ook beter. Steeds verder uit mijn comfort zone en dat bevalt ontzettend goed! En gezellig is het altijd wel, want fietsers zijn ontzettend leuke mensen… Maar dat weten jullie natuurlijk al lang!

Pijn is fijn…

Pijn-is-fijn-aandachtscirkels

Sporten is genieten, maar er komt ook altijd iets anders bij kijken: pijn.

Een bekende uitspraak is: “Pijn is fijn en duurt maar even. Opgeven is voor altijd.”

Tijdens lange fietstochten krijg ik na ongeveer 75 kilometer pijn. Tijdens hardlopen voel ik altijd wel ergens pijn. Het is de kunst om te voelen wat voor pijn het is. Is het verzuring? Is het een blessure? Is het een kwestie van door bikkelen of is het verstandiger om een tandje rustiger aan te doen?

Voor mij is dat zoeken. Goed luisteren naar je lichaam is een advies dat ik van meerdere ervaren sporters kreeg. Maar als je lijf gewend is om veel te sporten, is dat ook meteen de grootste uitdaging.

Met racefietsen of wielrennen heb je de optie om een wat rustiger tempo te gaan rijden en een lichter verzet te kiezen. Tenminste, als je in je uppie fietst. Ben je op pad met een groep, dan heb je die keuze vaak niet en moet je door. En blijk je dat dus ook te kunnen.

Nee, dan hardlopen, daar heb je geen hulpmiddellen. Met je eigen lijf moet je het doen. Rustiger lopen kan, maar wandelen wil je eigenlijk liever niet. Vooral bij hardlopen bijt ik dus door de pijn heen. Stevige muziek in mijn oren en doorgaan. Vaak visualiseer ik dat er iemand voor me loopt, die voor mij als haas kan fungeren. Gek genoeg werkt dat!

Tijdens een wattbike clinic van Kettingstrak gaf Michael Kortekaas een lezing over trainingsstijlen en mentale weerbaarheid. Dat verhaal sloot mooi aan bij deze blog. Hij vertelde over de cirkels van aandacht”. Tijdens het sporten wil je aandacht zich nog wel eens verplaatsen. Je benen gaan verschrikkelijk pijn doen en je aandacht verlegt zich naar die pijn. Je wordt afgeleid van de taak die je jezelf had gesteld, bijvoorbeeld een 10 kilometer hardlopen binnen 60 minuten. Je verliest je concentratie als je je richt op zaken die irrelevant en oncontroleerbaar zijn. Dit gaat ten koste van je prestatie. Het is dus handig te weten dat je door je eigen gedachten afraakt van je taak. Je komt van cirkel 1 terecht in de cirkels daarbuiten. Als je je daar bewust van bent, kun je jezelf dus ook dwingen terug te keren naar cirkel 1. Je leidt jezelf op die manier dus bewust af van de pijn en verlegt je focus.

Voor mij was dit een verhelderend verhaal en toepasbaar in zoveel situaties, niet alleen met sport. Het gaat om focus. Wat is je taak en hoe volbreng je die?

Dus als ik vanmiddag hardlopend naar huis ga, ga ik niet denken “brrr, wat is het koud”. Ik kom niet in cirkel 2. En als ik weer de pijn in mijn enkels voel, duik ik niet in cirkel 3, 4, 5 of 6. Nee hoor, ik blijf in cirkel 1 en denk aan mijn warme huis waar ik naar toe loop. Ik kan dat!

Afzien is tenslotte ook maar relatief…

MTB-babes, bagger en lef…

blog-merlijn-mtb-300x200

Een aantal maanden geleden kocht ik een 2e hands mountainbike (MTB). Een hartstikke mooie Cube, die er ook nog eens uitzag als nieuw. Zodra de blaadjes gaan vallen in de herfst en het nat wordt op straat, vind ik het niet zo fijn op mijn racefiets. Ik voel me minder veilig op die dunne bandjes en ben bang om te vallen.

De reden waarom ik een MTB kocht was dus dat ik het hele jaar door kon fietsen, gewoon op de weg. Zo’n MTB heeft toch dikkere banden en bovendien heel wat meer profiel.

Maar zodra je een MTB hebt, verwacht de buitenwereld direct dat je dus op een parcours gaat rijden. En oeh, dat was nou niet helemaal mijn intentie. Je hoort toch regelmatig van valpartijen, gebroken ribben, gekneusde ledematen en salto’s met de fiets. Op zulke momenten ben ik dus een bange poeperd.

Tot ik half oktober op de fietsbeurs “Bike Motion” in Utrecht was. Daar kwam ik op een bepaald moment bij de stand van een fietsclub terecht, waarachter een heus indoor MTB-parcours was gemaakt. “Jullie doen natuurlijk wel mee met de MTB-clinic!” riep de enthousiaste instructeur tegen mij en de dames met wie ik de beurs bezocht.

Ik wilde me niet laten kennen en stapte op een prachtige Trek-MTB. Helm op en gaan. Eerst “achtjes” fietsen naast het parcours om de techniek een beetje onder de knie te krijgen. Man, dat viel tegen zeg! Daarna het echte werk, het parcours op. Doodeng vond ik het! Maar ik moet toegeven, elk rondje durfde ik meer. De instructeur gaf duidelijke aanwijzingen en bij rondje vier nam ik alle obstakels en vond ik het zelfs leuk! “Dat ga ik dus ook buiten doen” zei ik tegen mezelf.

Tja… daar komt het dus niet van. Ik fiets nog steeds op mijn MTB op de weg, waar ik ook met mijn racefiets rijd. Ik fiets dus dezelfde rondjes, maar op een andere fiets.

Als ik denk aan alle sportieve activiteiten die er dit jaar in mijn agenda staan, ben ik vooral bang om geblesseerd te raken. Ik fiets namelijk niet alleen, ik doe ook aan hardlopen. In juni doe ik mee aan de Cavemanrun in Valkenburg, 9 kilometer hardlopen met onderweg 20 obstakels. Dat is een geweldige uitdaging, maar vraagt ook veel training. Deze week start ik met bootcamp, het lopen gaat ook gewoon door en daarnaast fiets ik dus op de MTB. Dan maar op de weg.

Maar, het blijft kriebelen. Ik zou het wel willen leren, fietsen op een MTB-parcours. Iemand moet me uit deze kleine comfortzone trekken waar ik op dit punt nog in zit. Vies worden vind ik niet erg, fietsen kan ik ook, maar ik heb hier echt coaching nodig. En lef.

“Vallen hoort er nu eenmaal bij” hoor ik veel bekenden zeggen… Maar wie vangt mij op?

De strijd met de berg…

zomer5-dekeutenberg-1

In mei dit jaar heb ik drie dagen genoten op de fiets in Limburg. De beklimmingen waren zwaar, maar de beloning van het uitzicht als je eenmaal boven was, bleek meer dan de moeite waard. Ook het afdalen vond ik fantastisch. Van te voren vroeg ik me af hoe ik het zou vinden, dat afdalen. Met welke snelheid zou ik de berg af durven?

Van een vriend kreeg ik een aantal tips die me zouden gaan helpen. Je handen onderin de beugels, goed opletten dat je trapper aan de juiste kant omhoog is en knijpen in je remmen alsof het een spons is. Die tips heb ik in praktijk gebracht. Daarnaast helpt het mij bij afdalen ook om goed achterop mijn zadel te gaan zitten. Daar ging ik Camerig af, wat was dit kicken! Goed vooruit kijken zodat je overzicht hebt en weet waar je heen moet sturen. Ik durfde met maximaal 50 km af te dalen. Best stoer vond ik dat! De klim Camerig op is ontzettend mooi (en lang), maar de afdaling des te leuker.

Maar om te kunnen afdalen, moet je zo’n berg dus eerst op. Elke keer weer die strijd. Hopen dat je fietsend boven komt, niet af hoeft te stappen omdat je buiten adem bent of je benen zo verzuren dat je uit moet klikken.

In oktober was ik weer in Limburg en ook nu stond ie op het programma: de Keutenberg. In mei had ik om het hoekje gekeken, zag de “muur” opdoemen en dacht: “Laat maar, dit hoef ik nog niet te kunnen”. Maar nu had ik veel meer kilometers in de benen, ik voelde me sterker.

We reden de weg op. “Oh god, aan het einde is de Keutenberg” dacht ik. Vastberaden besloot ik een mentale knop om te zetten en het gewoon te proberen. Afstappen kon altijd nog. Van anderen wist ik dat je meteen in het juiste verzet moet rijden, omdat je tijdens de klim niet meer aan schakelen toekomt. Met mijn compact betekent dit in mijn geval op het allerkleinste verzet naar boven zwoegen. Ook wist ik dat het eerste stuk het steilst is, dat er een bocht in zit en dat de weg op een bepaald moment weer afvlakt.
Verstand op nul, ademhaling controleren, schakelen naar het kleinste blad, zo licht mogelijk fietsen. Daar ging ik. Blik op het asfalt, vooral niet naar voren kijken. Het was ongelofelijk zwaar, helse pijn in mijn benen, maar het lukte. Eenmaal de hoek om zakte mijn snelheid naar 6, maar ik bleef doortrappen, duwen en trekken aan mijn pedalen, mijn stuur proberen recht te houden, niet zwabberen. Aan de zijkant van de weg zag ik een man in wielerkleding lopen met zijn racefiets aan de hand. Haha, die was dus afgestapt en ik reed nog! Hij riep: “Goed bezig! Hierna vlakt hij af!”. Ik begon te glimlachen. Ik ging het halen!

Eenmaal boven kwam mijn vriendin er ook aan. Euforisch waren we! Ik kon niet geloven dat ik dit gedaan had! De rest van de dag ging de trotse glimlach niet meer van mijn gezicht. Ik had de Keutenberg beklommen, 1,7 km lang en op sommige stukken een stijgingspercentage van meer dan 20%. Dit nam niemand mij meer af…

Klimmen is geweldig, afzien en genieten. Komend jaar dus de “echte” bergen in. Ik ga vier dagen fietsen in de Vogezen!

Hoe het allemaal begon…

blog-merlijn-op-fiets-300x200

Zomer 2013 was ik met man en kinderen op weg naar Oostenrijk. Het was volgens mij ergens in Duitsland, dat ik tegen mijn man begon over een racefiets. De wens om er een te kopen was er al langer. Gedurende 5 jaar spinninglessen in de sportschool was ik ook in aanraking gekomen met een aantal mensen dat ook buiten op het stalen ros sprong. Bovendien had manlief twee jaar daarvoor al een racefiets aangeschaft en mooie ritjes daarop gemaakt. Dat wilde ik dus ook. Aanvankelijk had ik bedacht dat het niet handig was, want we zouden nooit samen kunnen fietsen, altijd oppas moeten regelen voor de kinderen en daarom stelde ik het uit.

Tot dat moment in die auto op weg naar vakantie. “Ik ga na de vakantie een racefiets kopen” zei ik. “Ik kan ook alleen fietsen en ken inmiddels zoveel mensen met wie ik samen kan fietsen.” Kortom, de kogel was door de kerk. Op een donderdag kwamen we terug van vakantie, op zaterdag kocht ik mijn Ridley Liz. Dolgelukkig was ik! Ik weet nog goed dat ik op de parkeerplaats bij de fietsenwinkel voor het eerst op deze fiets stapte. Wat voelde dat gek en anders, zoveel gewicht op je stuur, een hele andere houding dan op een gewone fiets.

Toen ik de aankoop van mijn Ridley deed, heb ik me direct ingeschreven voor een aantal tripjes. De eerste was half mei, twee dagen fietsen in de omgeving van Hengelo. Ik had op dat moment nog niet zoveel kilometers gemaakt, maar ik had wel het gevoel mijn fiets een beetje te kennen. Met de nadruk op een beetje. De langste afstand die ik tot dan toe had gefietst was ongeveer 75 kilometer. Dit ging wat worden!

Met mijn man op weg naar Hengelo kreeg ik al stress. Ik wist uit welke mensen de groep zou bestaan en ook dat zij al veel langer fietsten dan ik. Zou ik het wel kunnen? Zoveel kilometers achter elkaar fietsen? Zou ik het tempo van de groep wel aankunnen? En zo niet, wat zou dat met me doen? Een en al onzekerheid. Aangekomen in het hotel zaten de anderen al heel ontspannen aan de lunch. Oh ja, wij moesten ook nog lunchen. Maar ik had door alle zenuwen helemaal geen trek! Met lange tanden toch maar wat gegeten, omdat ik wist dat ik anders van mijn fiets zou vallen. Daarna omkleden en hoppa, fietsen met die beentjes.

De omgeving was adembenemend mooi en de groep heel gezellig. Er werd onderweg veel gelachen, wat bij mij voor de nodige ontspanning zorgde. Maar oh jee, daar kwam toch het moment dat ik zo’n heel lang fietspad voor me zag en wat ik vreesde, gebeurde, de snelheid liep al snel op naar 30 gemiddeld. Dat kan ik fietsen, maar heel lang volhouden doe ik dat niet. Elke keer ontstond er weer een gat tussen mij en de groep voor me. Een gat dat ik steeds moeilijker dicht kon rijden. Vloekend en tierend (tegen mijn wederhelft) zat ik op de fiets. Tranen in mijn ogen van frustratie. Ik had twee opties, mezelf kapot fietsen en vergeten te genieten, of aangeven dat het tempo voor mij te hoog lag. Dat was wel even een dingetje.

De vriend die de trip georganiseerd had, fietste naast me. Ik heb mijn frustraties naar hem geuit. “Relaxt” was wat ik hoorde. Maar ik was niet relaxt! Ik was boos! Ik wilde de groep bijhouden. Niet voortdurend achteraan bungelen als het kneusje. Ik kreeg de tip mijn plek in het peloton te kiezen. Wat ik moest doen was achter de voorste twee renners gaan fietsen, in hun wiel het liefst. Zo kostte het mij stukken minder energie en kon ik ook beter meekomen. In een wiel fietsen vond ik spannend de eerste keren, maar zolang de mensen voor me mooi stil fietsten en niet teveel zwabberden, lukte het me en merkte ik absoluut het voordeel ervan. Na 75 kilometer was ik moe maar voldaan. Ik had het gedaan en nog 21,5 gemiddeld gereden ook!

De volgende dag was ik opnieuw nerveus, weer eten met tegenzin. Alle anderen weer heel ontspannen aan het ontbijt, lekker lachen en grappen maken, terwijl ik alleen maar dacht: “oh god, straks moet ik weer en vandaag worden het nog veel meer kilometers”. Maar goed, we gingen op weg, ik bracht de tips van de dag ervoor direct in de praktijken het ging best goed eigenlijk. Tot we ongeveer 95 kilometer verder waren, toen stortte ik een beetje in. Het tempo was eruit, ik was koud en nat en er kwam ook nog eens flink onweer opzetten.

Een van de renners uit de groep kwam naast me fietsen en vroeg me of ik nog wat wilde eten. “Nee joh, we zijn er toch bijna, laat maar” zei ik. Ondertussen fietsten we door en maakte hij zijn rugzak open. Ik kreeg stukjes Snickers aangereikt. Daar zou ik wel energie van krijgen. Ook werd me een blikje Cola aangegeven. Na de Cola en de Snickers kreeg ik inderdaad weer energie. Geweldige truc! Sindsdien neem ik die twee dingen dus altijd mee als ik een lange tocht ga rijden.

Die dag hebben we 107 kilometer gefietst. Ik was euforisch toen we bij het hotel terugkwamen. Wat was ik trots op mezelf! Dat het inmiddels keihard regende en onweerde maakte mij niets meer uit. Het gevoel dat ik had na zo’n lange tocht was fantastisch.

Ik ben al die 182 kilometers die twee dagen, gecoacht door de vriend die de trip georganiseerd had. Een zeer ervaren fietser met fantastische coachende vaardigheden. Al mijn boosheid en frustraties kreeg hij over zich heen. Hij bleef rustig, zorgde dat ik mezelf weer herpakte en gaf me het vertrouwen dat ik het kon. Voor mij is dit ontzettend belangrijk geweest.

Conclusie: fietsen is genieten, maar je moet het wel leren. Je moet grenzen opzoeken en ze over durven gaan. Half dood gaan op je racefiets, doorzetten, niet zeuren over kou, regen en wind, maar je vasthouden aan het heerlijke gevoel na afloop…